Galerie Quintessens / REIN DOOL schilderijen, werken op papier, keramiek en beelden
Twee jaar geleden werd kunstenaar Rein Dool (Leiden, 1933) ‘wereldnieuws’. Medewerkers van de Universiteit Leiden besloten het bijna twee meter brede groepsportret in de Grachtenkamer van het Academiegebouw, dat hij in 1977 maakte van het toenmalige collegebestuur, van de muur te halen. Een Leidse promovenda politicologie had een foto van het schilderij op Twitter geplaatst. Zij stoorde zich aan het schilderij. Haar kritiek op de voorstelling maakte veel los en een paar dagen later was het schilderij verwijderd. Het beeld van rokende mannen van middelbare leeftijd in vrijwel identieke pakken zou niet meer in onze tijd passen, niet ‘inclusief’ zijn. Het doek moest weg. Hoewel Rein Dool -trouw aan zichzelf- destijds had gekozen voor een ironische toon en de bestuurders allesbehalve flatteus en representatief heeft weergegeven, anders dan de bestuurders zelf misschien hadden verwacht. Bovendien, ‘fact check’, er roken slechts drie van de zes geportretteerden. Rein Dool: ‘Tja, iedereen rookte toen als een ketter’. De polemiek leverde Rein Dool veel bekendheid op. Meer dan zijn eerdere groepsstukken of portretten van bevriende schrijvers ooit.
In zijn schilderijen, werken op papier, keramiek, grafiek en beelden spelen traditionele thema’s, zoals het figuurstuk, het landschap, stilleven en het portret een rol. Ook binnen die afzonderlijke thema’s zijn er veel verschillen, zowel wat betreft techniek als onderwerp.
Zo lijkt de serie schetsmatige tekeningen die hij gedurende vier reizen maakte van de Meseta, de uitgestrekte hoogvlakte van Noord-Spanje, weinig gemeen te hebben met de grote, monumentale Nederlandse parklandschappen in houtskool. Beide series zijn getekend naar het leven’, maar de tekenstijl verschilt aanzienlijk, evenals het formaat, want naast de kleine schetsbladen lijken de monumentale ‘parken’ (ca. 70 x 100 cm.) enorm.
Dan is er het ‘van binnen uit komende’ werk, de niet van de natuur afhankelijke voorstellingen, met steeds weer ‘gekke koppies’. Huigen Leeflang noemde deze in de catalogus voor Dordrecht en Parijsook. Het zijn ‘de mensen van Dool’, vaak zonder ledematen maar altijd met ogen. Zij werden in de loop der jaren steeds eenvoudiger. Het gaat veelal om slechts een golvende lijn met een stip als oog. Een hoofd dat kijkt. Deze eigenzinnige, ‘anonieme’ figuren’, bevolken een vrijwel abstracte omgeving, ontstegen aan het alledaagse, maar ineens figureren zij weer in voorstellingen die wel zijn gerelateerd aan het dagelijkse leven. Alsof figuratie en verbeelding met elkaar zijn vervlochten. De ‘profielen’ duiken telkens op, communiceren of confronteren, en vormen de rode draad binnen Rein Dools verrassend veelzijdige schilderijen.